Het ongeluk.

Alles gebeurde in een stroom versnelling. Het leek net of ik naar een aflevering uit flikken Maastricht aan het kijken was of een ander politie programma. Ook nu tijdens de rechtszaak lijkt alles onwerkelijk. Mijn naam word keer op keer genoemd. Er word gesproken over een slachtoffer, de verdachte en over mij. Het is raar om mijn naam uit de mond van een rechter te horen komen of uit de mond van de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie. Ik kan niks terug zeggen. Ik kan niet reageren op dingen die over mij gezegd worden. Ik kan dingen die verkeerd worden gezegd niet rechtzetten. Ik zit samen met 30 andere mensen achter een glazenwand. In het plafond en in de grond zitten speakers waardoor we alles kunnen volgen wat er in de zaal voor ons gezegd word. Ook hangen er twee grote schermen, maar deze staan niet aan. De stoelen waar we op zitten lijken in eerst instantie erg comfortabel maar na bijna vier uur begin ik toch last te krijgen van mijn rug. En het is warm, zo ontzettend warm. Tijdens de zitting beginnen steeds meer mensen zich langzaam uit te kleden, alles wat gepast is om uit te trekken, gaat uit.

Toen we het grote rechtsgebouw binnen liepen werd al duidelijk dat er een moderne sfeer gecreëerd was. Het gebouw had grote hoge ramen waardoor veel licht naar binnen viel. Dit is een verbetering met het oude rechtsgebouw waar alles ruig en donker was. De zaal bestaat voor een groot deel uit licht modern hout. De rechters en hoge piefen zitten op een verhoogt plateau achter een groot bureau. De nabestaande en de verdachte zitten ook achter een bureau, maar dan op de grond. Het verschil moet er zijn natuurlijk. In die zaal zitten drie rechters, een vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, de nabestaande van het slachtoffer, de verdachte, de advocaat van de verdachte en een psychologe. Ook zitten er mensen van de pers en familieleden van de verdachten in de zaal. Vanaf de tribune kan ik niet iedereen zien zitten, de belangrijkste mensen gelukkig wel. De rechtszaak word geopend met het opnoemen van de gegevens van de verdachte en de gegevens van het slachtoffer. Nu gaat het beginnen. Ik voel mijn maag en mijn hart een sprongetje maken. Ik knijp mezelf in mijn arm, is dit echt?

~

Na het doornemen van de gegevens van de aanwezigen word er doorgenomen wat er op de dag van het ongelijk is gebeurt. Dat is de gebeurtenis waarom we allemaal hier zijn. Op 8 december 2016 om 11:17 is er in Ulvenhout een grijze Volkswagen tegen een 74 jarige fietser op gebotst en vervolgens over haar heen gereden. De bestuurder van de auto is vervolgens doorgereden naar huis en heeft zich pas enkele uren later gemeld. Hij melde zich omdat hij een oproep op burgernet voorbij had zien komen over de plek waar hij geweest was. Aan de telefoon verklaard de man dat hij inderdaad geweest is op de plek waar het ongeluk gebeurt is, maar dat hij niks gezien of gemerkt heeft. Hij is zelfs die zelfde dag nog naar de winkel geweest om vis te halen. Sliptong. Deze heeft hij nog lekker gebakken en op gegeten, verteld zijn advocaat subtiel.

Ook al wist ik dat ze deze dag zouden bespreken en ook al weet ik wat er die dag is gebeurt, alles komt hard aan. Er word gezegd dat er maar een getuigen is geweest op het moment van het ongeluk. Deze getuigen is een meisje van 15, haar naam is van Rosmalen. Dat ben ik, denk ik. Er word precies verteld wat ik die zelfde dag op het politie bureau heb verteld. Ook worden er stuken geciteerd uit mijn getuigenverklaring die ik later nog in het oude rechtsgebouw heb verklaard. Het is raar om mijn worden op deze manier terug te horen. Maar tot nu toe klop alles. De rechter verwoord precies mijn woorden. Daar ben ik blij om.


~

Na het bespreken van het ongeluk en de dag, is het tijd om vragen te stellen aan de verdachte. De voorzitter van de drie rechters vuurt allerlei vragen op de verdachte af. Vragen waarop de verdachte allemaal het zelfde antwoord. Hij heeft niks gemerkt, of gezien. Hij denkt dat hij over een steen is gereden. Later denkt hij dat hij over een vluchtheuvel is gereden, nog later denkt hij dat het toch een stoeprand geweest moet zijn. Tot hij zich bedenkt dat er midden in een bos geen stoepranden zijn, dus dan zal het wel een tak geweest zijn. De mensen die bij mij op de tribune zitten mompelen verbijsterd dat de verdachte onzin aan het uitkramen is en dat hij zich er onderuit probeert te praten. Ik zie dat de voorzitter van de rechters en de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie ook het hoofd schudden. De rechter geeft aan dat het wel heel onwaarschijnlijk is dat de verdacht helemaal niks gemerkt heeft van de botsing of de overrijding. De rechter geeft met zijn handen een afstand aan van 30 centimeter. “Als u over iets van 30 centimeter rijd moet u dat gemerkt hebben, dan gaat uw auto een flink stuk omhoog. Dat is niet zomaar een steen of een tak. En uit het sporen onderzoek is ook niet gebleken dat er een steen of tak op de plaats van het ongeluk lag. Wat heeft u daar op te zeggen.” Vroeg de rechter vervolgens aan de verdachte. Waarop de verdachte antwoordde: “Ik heb niks gemerkt of gezien. De auto ging een stukje omhoog maar geen 30 centimeter, hooguit 10.” Het blijft even stil in de zaal. Ik kijk naar de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie en ik zie dat hij ook naar mij kijkt. Hij kent mijn verhaal, ik heb hem gesproken, hij weet de waarheid. Het liefst wil ik opstaan en naar hem toe lopen en nogmaals vertellen wat ik gezien heb. Maar dat gaat niet, ik moet er op vertrouwen dat hij mijn verhaal geloofd en dat in zijn achterhoofd houd.

~

Als de voorzitter van de rechters klaar is met het afvuren van zijn vragen, mag de advocaat van de verdachten vragen stellen aan zijn cliënt. Hij gaat verder op het feit dat zijn cliënt niks gezien heeft en waarom hij dan gebeld heeft naar de politie en burgernet. “Het was mijn burgerplicht om te melden dat ik op die plek geweest ben.” Antwoord de ondertussen 86 jarige man. Dit blijft hij zo vaak herhalen dat de rechter aan deze woordenwisseling een einde maakte. Ze zijn hier minimaal 20 minuten over in gesprek geweest. Na het vragen stellen over of de verdachte iets gemerkt heeft laat de rechter een psychologe aan het woord. Hij beschermt haar meteen tegen de advocaat van de verdachte. Hij zegt tegen de psychologe dat ze niks moet zeggen wat ze niet zeker weet en dat ze altijd om verduidelijking van een vraag mag vragen. Ze heeft de verdachte een jaar en 8 maanden na het ongeluk onderzocht en in behandeling genomen. Uit deze behandeling blijkt dat de verdachte een neurologische cognitieve ontwikkelingsstoornis heeft. Dit kan gevolgen hebben voor het waarnemen en ervaren van dingen. De verdachte zou informatie niet goed kunnen verwerken en hier niet goed op kunnen reageren. Ook kan het bij deze stoornis zo zijn dat iemand dingen ziet of ervaart die er niet zijn. Dit was echter niet het geval bij de verdachte vertelde de psychologe.  De psycholoog benadrukte ook dat ze niet kon zeggen of de verdachte hier tijdens het ongeluk als last van had. Ze kon niet met terug werkende kracht behandelen. Hier nam de advocaat van de verdachte geen genoegen mee. Hij heeft de psychologe bestookt met vragen die helemaal niet van toepassing waren of die niks met de verdachte te maken had. “Mevrouw is hier niet om een college te geven!” Zei de rechter droog tegen de advocaat. Yes! Goed gezegd, dachten alle mensen op de tribune. Als ik voor iedere keer dat de woorden cognitieve ontwikkelingsstoornis zijn genoemd een euro kreeg, was ik nu miljonair. Niet normaal! De vertegenwoordiger van het openbaar ministerie schudde op een gegeven moment zelfs ook zijn hoofd van ongeloof.

~

De advocaat van de verdachte beweerde dat het mogelijk kon zijn dat zijn cliënt al last had van deze stoornis tijdens het veroorzaken van het ongeluk.  Hij beweerde dat de verdachte zijn omgeving tijdens het ongeluk verkeerd had kunnen waarnemen en dat daardoor het ongeluk is gebeurt. Hij wilde er voor zorgen dat zijn cliënt ontoerekeningsvatbaar werd verklaard. De verdachte beweerde namelijk dat hij zijn omgeving anders had waargenomen dan dat ik verteld had in mijn verklaring. De verdachte beweerde dat hij nog een andere grijze wagen op de weg had zien rijden en dat deze wagen waarschijnlijk de aanrijding had veroorzaakt. Ik wist niet wat ik hoorde. Er sprongen tranen in mijn ogen van ongeloof. Hoe kan iemand zo glashard liegen, terwijl er iemand is geweest die alles gezien heeft. Het voelde even alsof het zijn woorden tegen die van mij waren, en dat is uiteindelijk ook. De woorden van en 15 jarig meisje, die op weg was naar de bibliotheek, meezingend met de muziek die door haar oortjes haar oren binnen drongen, tegen de woorden van een volwassen man. Ik voelde dat de rest van de mensen op de tribunen zijn woorden ook niet konden geloven. De rechter reageerde meteen op zijn uitspraak: “Uit sporen en politie onderzoek is gebleken dat er geen andere grijze wagen op de weg heeft gereden. Het zou dan ook wel heel raar zijn dat uw auto, aan de omschrijving van meerdere getuigen voldoet en dat uw auto op meerdere plekken beschadigt was en dat er DNA van het slachtoffer onder uw auto is gevonden.” Hier op antwoordde de verdachte: “Ik heb hier geen weet van en ik heb geen idee hoe haar DNA onder mijn auto is gekomen.”

Ook verklaarde de man dat er twee vrachtwagens voor hem hadden gereden. Zijn advocaat gaat hier op verder. Hij zegt dat zijn cliënt te veel op de vrachtwagens had moeten letten en door zijn cognitieve stoornis had hij hierdoor niet goed genoeg op de omgeving kunnen letten. Dat hij hierdoor waarschijnlijk het slachtoffer niet had gezien. Een 74 jarige vrouw, een moeder, een zus, een geliefde oma voor haar klein kinderen. Deze vrouw betekende de wereld voor haar klein kinderen, en haar klein kinderen waren haar wereld.
Er zijn geen vrachtwagens aanwezig geweest op de plek van het ongeval. Wel waren er twee tractoren in de straat waar de man in is geslagen. Deze tractoren waren bezig met snoei werkzaamheden. Ze stonden aan de rechterkant van de weg en de verdachte had in moeten houden voor de tractoren.

~

Vervolgens is hij met hoge snelheid de tractoren gepasseerd. Hier kwam hij een auto tegen die vervolgens bij mij is gestopt. Uit deze auto kwam een vrouw met een witte jas. Deze vrouw was de tweede auto die bij het ongeluk is gestopt. Ze heeft aan de politie verteld wat voor auto haar met hoge snelheid was gepasseerd. Ik weet de naam van deze vrouw niet, maar in mijn geheugen staat ze vast als de vrouw met de witte jas. De auto die voor haar was gestopt was rood. In deze auto zaten twee vrouwen. Ze hebben mij meteen hulp geboden en zijn naar de fietsster toegerend. Een van de vrouwen riep naar mij dat ik 112 moest bellen. Dit heb ik meteen gedaan, maar ik was in paniek. Ik heb door de telefoon gegild dat er een ambulance moest komen. Toen een van de vrouwen dit hoorde heeft ze de telefoon uit mijn handen getrokken en het gesprek overgenomen. Toen er aan haar door de telefoon werd gevraagd waar ze was wist ze hier het antwoord niet op. Ik wist dit wel en heb twee keer naar haar geschreeuwd waar we waren. Vervolgens heeft ze dit doorgegeven. Als laatste is er nog een man gestopt bij de plek van het ongeluk. Hij reed in een donkerblauwe gezinswagen. Hij had een buitenlandse afkomst en heeft zich over mijn ontfermd. Hij merkte dat ik niet kon geloven wat ik gezien had en sloot mij in zijn armen. Ik heb staan huilen in de armen van een wildvreemde man. Nu besef ik dat niet iedereen op de wereld egoïstisch is. De man heeft zelfs mijn veters voor mij gestrikt toen hij zag dat deze los zaten. Ik was een paar minuten voor het ongeluk gebeurde afgestapt van mijn fiets om ze te strikken. Toen ik weer opgestapt was is de man die de vrouw had aangereden mijn gepasseerd. Ik heb de auto met mijn ogen gevolgd en zag alles gebeuren. Ik zag dat de grijze Volkswagen over een fietser reed. Ik zag de auto omhoog gaan en over het hoofd en bost van de vrouw rijden. Vervolgens zag ik de auto door rijden. Hij liet mij alleen achter. Alleen. Helemaal alleen. Ik heb de laatste paar meters zo hard gefietst dat ik bijna had moeten vliegen. Toen ik aangekomen was bij het ongeluk heb ik mijn fiets in de berm gegooid, met tas en al. Vervolgens ben ik zonder te kijken de weg opgerend naar de vrouw. Ik heb het niet aangedurfd om naar haar gezicht te kijken, ook al was er geen bloed. Een minuut lang wist ik niet wat ik moest doen en ik heb gegild en geschreeuwd. Ik heb geschreeuwd tegen de wagen die ik weg zag rijden. Ik heb geschreeuwd dat hij moest stoppen. Ik heb dingen geroepen die normaal gesproken niet uit mijn mond zouden komen. En toen stopte de rode auto om mij te helpen.

Na ongeveer tien minuten arriveerde er een ambulance en agenten. De hulpverleners hebben zich zo snel mogelijk over het slachtoffer ontfermd. Ze begonnen tegen haar te praten en haar kleding los te maken. Ik zag dat ze haar aan het reanimeren waren. Ondertussen was de vrouw met de witte jas in gesprek met een agent. De agent had brede schouders, blauwe ogen en een zwarte baard. Als ik niet in deze situatie had gezeten was is vast en zeker verlegen geworden door zijn knappe uiterlijk. Ik hoorde de vrouw met de witte jas zeggen dat ze een grijze Volkswagen polo had zien rijden met hoge snelheid. Ze was er van overtuigd dat deze wagen iets te maken had met had met het ongeval. Dit alles is een beetje langs mij heen gegaan, maar ergens in mijn achterhoofd rinkelde een belletje: het was geen Volkswagen polo. Dit zijn kleine auto`s. De auto die ik over de vrouw heen heb zien rijden was groot, dat was een stationwagen. Maar ik was niet in staat om dat op dat moment te zeggen. De vrouw met de witte jas dacht dat ik in shock was en bleef naar de hulpverleners van de ambulance roepen dat er iemand naar mij moest komen kijken. Ik voelde me gegeneerd. Ik vond dat de hulpverleners er eerst maar voor moesten zorgen dat alles goed kwam met het slachtoffer. Maar dat was al te laat. Toen ik voorbij de vrouw met de witte jas en langs de agent keek, zag ik dat de hulpverleners een wit laken over de vrouw heen legde. Dit schokte mij zo erg dat ik voor de tweede keer in huilen uitbarsten in de armen van een wildvreemde. Dit keer waren het de armen van de vrouw met de witte jas. De agent stelde voor dat ik in zijn wagen ging zitten om daar te wachten tot er iemand van mijn familie mij kwam halen. Dit aanbod heb ik geweigerd.
Ik had mijn moeder gebeld, die samen met mijn stiefvader in zeeland was. De eerste keer kon ik haar niet bereiken. Dus heb ik mijn stiefvader gebeld. Die kon ik ook niet bereiken, achter af kwam dit door dat mijn moeder mij terug aan het bellen was met zijn telefoon. Mijn stief zus was aan het werk in het ziekenhuis, dus die had ik ook nooit kunnen bereiken. Mijn moeder vroeg wat er gebeurt was. Ik schreeuwde door de telefoon dat er voor mij een ongeluk was gebeurt. Ik hoorde dat mijn moeder ik paniek raakte.  “We komen er nu aan.” Zei ze. “Maar we zijn er pas over een uur.” We hebben meerdere keren met elkaar gebeld en gesproken. Tot ze vroeg: “Wat is er gebeurt en hoe komt het dat er door jou een ongeluk gebeurt is?” Ik was even verbaast over wat ze zei en vertelde dat er niet door, maar voor mij een ongeluk gebeurt was. Mijn moeder zei dat ik echt had gezegd dat er door mij een ongeluk gebeurt was. Dit heb ik meteen recht gezet. Mijn moeder heeft vervolgens mijn stief oom gebeld die dicht bij ons in de buurt woont. Hij is mij op komen halen. We zijn vervolgens samen naar het dichtstbijzijnde politie bureau gereden waar ik mijn eerste verklaring heb gedaan.

                                                                                                   ~

Het verhoor van de eerste verklaring verliep heel anders dan de tweede keer dat ik een verklaring moest afleggen. Mijn eerste keer was op het politiebureau in Breda. Het politiebureau zit naast de bioscoop dus ik kende het gebouw, maar ik was er nog nooit binnen geweest. Ik stapte samen met mijn stief oom het gebouw binnen en ging zitten in de wacht kamer. De wachtkamer was een lege ruimte met een paar zwarte stoeltjes. Achter de balie stond een man waar we ons gemeld hadden. Hij ging iemand voor ons halen en zorgen dat er een ruimte beschikbaar was. In de auto op weg naar het bureau heeft mijn oom me voorbereid op wat ze allemaal kunnen gaan vragen. Hij werkt bij de politie dus hij weet hoe het er aan toe kan gaan tijdens een verhoor. Hij vertelde mij dat ik alleen dingen moest vertellen die ik zeker wist. Hier heb ik me dan ook tijdens het verhoor aan gehouden. Er man in een politie uniform riep ons een ruimte binnen. Hij haalde koffie voor mijn stief oom en toen begon hij. Hij heeft eerst naar mijn gegevens gevraagd en begon vervolgens vragen te stellen over het ongeluk. Hij wilde van alles weten. Wat ik gezien had. Hoe het gebeurt was. Hoe laat het gebeurt was. Het merk van de auto. De grote van de auto. Of ik remlichten had gezien. Hoeveel lantaarnpalen er stonden op de plek van het ongeluk. Wat voor borden er stonden op de T-splitsing. Hoeveel meter ik van het ongeluk vandaan was. Zo kan ik nog wel even doorgaan. De man luisterde geduldig naar mijn verhaal en antwoorden op zijn vragen. Hij heeft alles op geschreven wat ik verteld heb. Vervolgens gaf hij mij een hand en wenste mij heeft veel sterkte toe. Ik liep met gemende gevoelens het politiebureau weer uit. Ik was opgelucht dat ik mijn verhaal kwijt was en dat iemand er nu iets mee kon gaan doen, maar aan de andere kant besefte ik me dat ik een dodelijk ongeluk heb gezien. En dat de vrouw die ik op de fiets heb gezien er niet meer was. Samen met mijn oom reed ik terug naar Ulvenhout. Ik ben meegegaan naar zijn huis en samen met hem en mijn stief tante hebben we gewacht tot mijn ouders terug waren uit zeeland. Mijn moeder sloot me in haar armen en samen hebben we gehuild tot er geen tranen meer over waren.
                                                                                                      ~

Het tweede verhoor ging er heftiger aan toe. Dit was een hele poos na dat het ongeluk had plaats gevonden. Het was toen al meer dan een jaar geleden. Ik kreeg een brief van de rechtbank. In deze brief stond de datum dat ik verwacht werd door de rechter en vertegenwoordiger van het openbaar ministerie. Als ik niet zou komen, zou ik opgehaald worden door de politie. Deze brief heeft veel indruk op me gemaakt. De dreigende toon waarmee ze mij toespraken in deze brief is niet te beschrijven. Alsof ik de dader was! Ik was dan ondertussen 17 geworden, maar het ongeluk stond nog vers op mijn netvlies.
Het was niet duidelijk dat mijn moeder bij mij mocht blijven tijdens het verhoor. Dit wilde ze wel graag, omdat het voor haar duidelijk was dat er een advocaat van de dader bij zou zitten en dat deze niet bepaald aardig zou zijn. We hebben contact gehad met de rechtbank en deze hebben eerst toestemming moeten vragen aan de advocaat van de dader of mijn ouders er bij mochten zijn. Uiteindelijk heeft hij dit goedgekeurd en mochten mijn ouders bij mij in de ruimte. Voor we bij de ruimte aankwamen waar we naar binnen moesten, moesten we langs de beveiligingspoortjes. Van die poortjes die je in films en op het vliegveld ook tegenkomt. Deze poortjes kunnen zien of je iets van metaal bij je hebt. Ik moest mijn riem en sieraden uitdoen en afstaan aan iemand achter de balie. Vervolgens werden we nogmaals gecontroleerd. We werden gefouilleerd door een van de beveiligers. Hierna mochten we doorlopen naar de wachtruimte. De wachtruimte was donker ingericht en er was een gedimd licht. Er lag en donker bruine vloerbedekking en de stoelen waar we op zaten hadden de zelfde bruinen kleur. Tegenover ons was een balie met een glazen wand. Hier achter zaten een man en een vrouw te kletsen.

We hadden ons bij hun gemeld en ze vertelde ons dat er iemand onderweg was om ons op te halen.
Even later werden hun woorden bevestigd. Er kwam een vrouw naar ons toe, ze stelde zich netjes voor en begeleide ons naar een kamertje ergens achter in het gebouw. Het kamertje was vergeleken met de rest van het gebouw licht. De vrouw liep het kamertje binnen en samen met mijn ouders liep ik haar achter na. Ze heeft me uitgelegd wie er allemaal aanwezig zouden zijn bij het verhoor. Zij zou heel het gesprek aanwezig zijn om mij te begeleiden en in te grijpen als het te heftig zou worden. Verder zou de advocaat van de verdachte, een griffier en de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie aanwezig zijn. Ze maakte duidelijk dat ik alleen de waarheid mocht vertellen en dat ik het eerlijk toe zou geven als ik het antwoord op een vraag niet kon vertellen. Ik heb ik me aan gehouden. Het besprek begon met het vertellen wat er op die dag gebeurt was. Ik mocht mijn verhaal doen en werd bijna niet onderbroken terwijl ik dit alles aan het vertellen was. Toen ik klaar was heeft de advocaat vragen aan mij gesteld. Vragen over de omgeving van het ongeluk, over het slachtoffer, over de wagen van de verdachten, over mijn ervaring. Ook wilde hij weten hoever ik van het ongeluk vandaag was. Hoeveel meter. Hier kon ik geen antwoord op geven. Ik verzekerde hem dat ik het ongeluk echt gezien had en dat ik alles duidelijk had kunnen zien. Hij probeerde mijn verklaring onderuit te halen door te verklaren dat ik te ver van het ongeluk vandaan zou zijn geweest. En dat ik het helemaal niet duidelijk had kunnen zien. Hij bestookte mij met vragen waaruit bleek dat hij aan mij twijfelde. Ik had me voorgenomen om niet te gaan huilen en rustig te blijven tijdens het antwoord geven op de vragen. Dit heb ik lang volgehouden. Tot de advocaat zo veel vragen achter elkaar stelde dat ik begon te twijfelen aan wat ik gezien had. Hij trok alles wat ik zei in twijfel en daardoor werd ik heel erg onzeker. Mijn emoties liepen zo hoog op dat ik boos werd. Ik was helemaal klaar met zijn misselijke gedoe. Ik riep hem toe dat hij niet zo lullig moest doen tegen mij en dat ik echt bij het ongeluk aanwezig was geweest en dat ik echt gezien had wat ik hier vertelde. Na mijn woorden heeft de vrouw die mij zou ondersteunen een schorsing van tien minuten ingelast. In deze pauze mocht ik even met mijn ouders praten. Mijn moeder sloot me in haar armen en zei dat het goed was dat ik voor mezelf was opgekomen en dat de advocaat inderdaad heel lullig deed. Maar dit was zijn werk vertelde de vrouw die mij ondersteunde. Dat snapte ik, maar hij kon best subtieler te werk gaan. Na de pauze verzekerde de advocaat dat hij rustiger te werk zou gaan tijdens de rest van het gesprek. Hier heeft hij zich niet heel lang aan gehouden. Hij ging gewoon weer verder op de zelfde manier als voor de korte schorsing. Dit had een verkeerde werking op mijn gedrag. De rest van het gesprek was ik boos. Zo ontzettend boos. Hoe durfde hij mij zo in een hoek te drijven. Hoe durfde hij mij te behandelen alsof ik iemand dood gereden had. Ik was 17! Had hij dan helemaal geen inlevingsgevoel? Toen de advocaat klaar was met het stellen van zijn vragen mocht de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie zijn vragen nog op tafel leggen. Hij ging veel subtieler te werk. Hij had een zachte stem en een knap uiterlijk. Hij kwam over als een normale man waarmee je in de supermarkt een gesprek kon voeren over een pot pindakaas of de kwaliteit van de bananen. Ondertussen was de griffier druk bezig met op schrijven van wat er allemaal gezegd werd. Soms vroeg hij om een minuutje rust zodat hij zijn verhaal op kon lezen en eventueel kon aanpassen. Hij heeft mijn woorden letterlijk op geschreven. Elk woord klopte. Tot in de kleinste details. Als afsluiting van het gesprek las hij nogmaals alles voor wat gezegd was en heeft hij dingen aangepast waar de advocaat en de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie het niet mee eens waren. Ik moest mijn handtekening onder het vers geprinte, nog warme, papier zetten en mocht vertrekken. Voor we het wisten stonden we weer buiten en even leek alles wat net gebeurt was heel onwerkelijk. “We gaan gebak halen.” Zei mijn moeder toen we eenmaal in de auto zaten. Toen we weg wilde rijden zagen we de advocaat op straat lopen op weg naar zijn auto. “Ik rij hem aan.” Zei mijn stiefvader droog. “Doe maar niet, hij is de rotzooi die het maakt niet waard.” Antwoordde mijn moeder. De rest van de dag heb ik in een roes meegemaakt.

~

 

De advocaat die nu voor ons in de rechtszaal zit is niet dezelfde als die mij heeft verhoord. Gelukkig maar. Anders had ik vast en zeker meteen moeten overgeven als ik hem nogmaals had moeten zien. Ik kan wel bevestigen dat deze man niet veel subtieler te werk ging, dan zijn voorganger. Hij was net zo’n hufter als diegene die mij had verhoord. Hij had geen schaamte of schuld gevoel. Hij beledigde zelfs zijn eigen cliënt toen de straf eis op tafel werd gelegd. “Spaar mijn cliënt, gezien zijn leeftijd zal hij niet lang meer hebben, voor je het weet is het afgelopen met hem.” Zei hij. De mensen die bij mij op de tribune zaten moesten lachen van ongeloof door deze uitspraak. Waarom zou je dat zeggen over je eigen cliënt. De straf die geëist werd tegen de verdachte was een geld boeten van 2000 euro onvoorwaardelijk en een voorwaardelijke geld boeten van ook 2000 euro. Als de verdachte deze geld boeten niet zou betalen, zou hij dertig dagen de bak in moeten. Na de uitspraak over de straf eis was er een korte pauze van tien minuten. In deze tien minuten heb ik met verschillende mensen gesproken. Ik heb gesproken met nabestaande van het slachtoffer die blij waren dat ik er was. Ik heb gesproken met twee agenten die bij de zaak betrokken waren. Een van deze agenten was de agent met de blauwe ogen die mij aangeboden had om in zijn wagen te gaan zitten. De agenten bedankte mij voor mijn verklaring en zeiden dat zonder mij er niet eens een zaak gestart had kunnen worden. Zo had ik er nog nooit over na gedacht, en ik vond het een rare gedachte.
Na de pauze mochten de nabestaande hun verhaal doen. Ze vertelde hoe ze alles ervaren hebben. De dochter en de kleindochter van het slachtoffer hebben hun verhaal mogen doen. Ze vertelde hoe verdrietig ze waren en hoe lang alle onderzoeken hebben geduurd. Ze vertelde over hun woede en ongeloof. En over de geruchten die bij hun in het dorp zijn rond gegaan. Geruchten over hun moeder en oma, dat ze onwel geworden zou zijn en dat de verdachte vrij gesproken was. Dit was natuurlijk allemaal niet waar, maar het heeft hun wel pijn gedaan. Tijdens de verhalen van de twee vrouwen heeft iedereen in stilte geluisterd. Af en toe hoorde je gesnik van iemand die het niet droog hield. Ook ik hield het niet droog. Ik kon me zo goed inleven in hoe ze zich moesten voelen en wat voor woede en verdriet ze met zich mee moesten dragen. Hierna was het klaar. Er kwam een einde aan de rechtszaak die nu al bijna 4 uur heeft geduurd. En opgelucht gevoel overviel mij. Ik was blij dat ik geweest was en dat ik heb kunnen horen wat er gezegd was. Ik heb nog even met wat mensen staan praten en toen ging ik samen met mijn moeder naar huis. We gingen weer de gewone wereld in. Een wereld die geen weet heeft van wat er de afgelopen 4 uur besproken is. Een wereld die geen weet heeft van hoe wreed sommige mensen kunnen zijn. Een wereld waarin zoveel mensen geen besef hebben van alles wat kan gebeuren en hoe hard mensen daar over kunnen liegen. Terwijl ik, het 15 jarige meisje, Nina van Rosmalen alles met haar eigen ogen heeft gezien